woensdag 14 december 2016

Hoofdstuk 4: Over de openbare aanneming en bevestiging voor de hele gemeente



[12v]
In de ochtend- of middagdienst van de zondag (maar net wat de gemeente het beste uitkomt) na het algemene gebed van de gemeente gedaan is en voordat er een psalm gezongen wordt, komen de gekozen dienaren met het noemen van hun naam naar voren. Daar gaan ze in het zicht van gemeente tussen de andere dienaren en ouderlingen staan. Daar na bespreekt de dienaar van het Woord vanaf de kansel over de verplichtingen van het ambt waartoe zij aangenomen worden.

maandag 5 december 2016

Hoofdstuk 3: De manier waarop we de dienaren verkiezen

We laten alle andere christelijke gemeenten in hun vrijheid, maar wij deze manier van het verkiezing van dienaren het bekwaamst om onze gemeente te stichten. Op de dag waarop gemeenschappelijk wordt gevast en gebeden wordt de gemeente door de predikant aangespoord dat iedereen (onder het aanroepen van Gods Naam) ernstig bij zichzelf nagaat wij hij het meest tot nut en bekwaamheid acht, zonder menselijke of vleselijke voorkeuren. Deze namen zal hij in de hele week die daarop volgt schriftelijk inleveren bij de dienaren en ouderlingen van de gemeente. Daarna nemen de dienaren de namen in ogenschouw die door de meeste stemmen hebben gekregen en na ernstig de Goddelijke Naam aangeroepen te hebben geeft ieder om de beurt zijn stem. Zo spreken ze zorgvuldig samen totdat ze overeen gekomen zijn. Er mag niemand onder de verkozenen zijn die iets heeft wat de verkiezing twijfelachtig zou maken en of er iets is waardoor de verkozen terecht van de dienst afgehouden moet worden. En als de verkiezing onder de dienaren zo eendrachtig is afgesloten, worden de verkozenen tot de vergadering van ouderlingen en diakenen geroepen. Daar wordt hun alles verteld over wat het ambt inhoudt en wordt nauwkeurig nagegaan wat de gezindheid van hun hart hierover is.

Als ze geen wettelijke verontschuldigen aanvoeren om de dienst niet aan te nemen, maar hun roeping aanvaarden worden ze na de ochtenddienst van de daaropvolgende zondag met naam afgekondigd vanaf de kansel door de dienaar. En men laat ze staan op de plaats waardoor ze door de hele gemeente gezien kunnen worden.  Dan verklaart de dienaar vanaf de kansel tot het volk dat deze mannen na nauwkeurige inventarisatie en overlegging van de stemmen van de gemeente zijn verkozen tot de dienst met een zorgvuldig beraad van alle dienaren. Dit is gebeurd zonder menselijke voorkeuren, maar alleen ter vermeerdering van de glorie van God in zijn gemeente. Zo wordt op dat moment door de dienaren de verkozenen het beste geacht om de gemeente te bedienen. En om verder te voorkomen dat iemand terechte redenen heeft om bij zulke verkiezingen bezwaar te maken kan de gemeente de hele daaropvolgende week zich bezinnen. Dan kan iedereen voor zichzelf nagaan of hij iets in de verkozen mannen vindt - hetzij in de leer, hetzij in het leven – waardoor de verkozenen terecht geweerd moeten worden van het ambt. En als iemand in de gemeente een bezwaar zou hebben, dan wordt hij aangespoord dat hij dat binnen de week voor de donderdag de dienaren en ouderlingen in eigen persoon en in de vreze des Heere ter berde brengt. Zo kan in de navolgende vergadering van de ouderlingen een nauwkeurig en zorgvuldig onderzoek naar de beschuldigingen worden gedaan.

Mocht er binnen de voorgenoemde week iets tegen de verkozenen ingebracht worden dat na nauwkeurig onderzoek door dienaren en ouderlingen de verkiezing terecht twijfelachtig zou maken, dan worden de beschuldigden niet tot het ambt toegelaten. In hun plaats wordt de bekwaamste van de anderen gesteld door de dienaar. Zo wordt de gemeente in haar redelijkheid recht gedaan. Maar wordt er in die navolgende week voor de zondag niets van waarde tegen de verkozenen, dan gaan de dienaren van het Woord en de ouderlingen verder met de bevestiging van de gekozen dienaren voor de hele gemeente, op de hierop volgende manier.

donderdag 1 december 2016

Hoofdstuk 2: Over de verkiezingen van de dienaren

Hoe de verkiezing gaan moet

Als de gemeente een of meerdere dienaren nodig heeft, wordt daar naar Gods instelling door de ouderlingen een vastendag afgekondigd (Hand. 13:3). Vanaf de kansel wordt bekendgemaakt welke dag de gemeente voor gehouden wordt samen te komen en de Heer oprecht en volhardend te bidden om zo nieuwe dienaren van de gemeente te krijgen van Hem.

Wat er op de vastendag gebeurd

[7v]
De gemeente komt om negen uur samen en zingt een psalm aan het begin van de dienst. Daarna wordt een preek gehouden door de dienaar waarin de volgende belangrijke zaken behandeld wordt.
Allereerst wordt er uitgelegd waarom het nodig is dat er een bid- en vastendag wordt is bij de verkiezing van dienaren (Hand. 13:3; 14:14). Dit is omdat trouwe en godzalige dienaren niet door menselijke wijsheid en vastberadenheid wordt gegeven (Ef. 4:14), maar door een bijzondere weldaad van God (Mat. 9:38). De dienaar spoort de gemeente aan om niet alleen in de gemeenschappelijke vergadering ook thuis ijverig zal bidden. Hij zal ze aansporen dit met een waarachtig vasten en een sobere geest te bidden of God de Heer in deze verkiezing van dienaren wil bijstaan met Zijn Geest en de verkiezing met Zijn goddelijke inspiratie wil besturen in onze gemeente, tot eer van Zijn eniggeboren Zoon en een goddelijke vermeerdering van Zijn rijk. Daarna wordt het ambt van de dienaren, waarvoor er een verkiezing is, toegelicht door de predikant op de volgende manier.
Als er een dienaar van het Woord wordt verkozen, zal men dit over het ambt zeggen.
Ten eerste, dat de dienst van het Woord een instelling van God is, in Zijn gemeente door Hem ingesteld tot haar stichting (Mat. 28:19; 1 Cor. 12:6-18; Ef. 4:12; Hand. 1:24, 12:2, 14:22-23; Joh. 20:22-23). Ten tweede wat het ambt van de dienaren van het Woord in haar dienst is. Dit is ten eerste dat zij de ware leer van Gods Woord leren (Mat. 28:20; Ef. 4:12-14). Ten tweede dat ze de Sacramenten trouw en zorgvuldig bedienen [7r] en altijd de gemeente de ware kracht en waardigheid hiervan voorhouden. Ten derde dat zij met de andere ouderlingen zorgdragen voor de gemeente die aan hun is toevertrouwd (Hand. 20:28) en haar aanspoort, troost en met het juiste gebruik van de christelijke tucht berispt, volgens Gods Woord. Ten vierde dat ze door de autoriteit van het goddelijke Woord van alle vijanden de mond stoppen (Tit. 1:12). Ten vijfde dat zij dit alles doen, niet als heerszuchtigen hiervan gebruik maken in de gemeente, maar dit doen als haar wijze en trouwe dienaren (1 Pet. 5:3, Luc. 12:42).
Ten derde moet worden verteld wat voor mannen men tot zo’n grote dienst moet zoeken en kiezen. Te weten de mannen die ijverig bij de heilige Bijbel willen blijven en door zekere tekenen van godsvrucht hebben bewezen dat ze willen voldoen aan dat wat Paulus in het bijzonder aan de dienaar van het woord vraagt. En ook moet men er op toezien dat er geen nieuweling tot deze dienst wordt aangenomen (1 Tim. 3:6), of mannen die door oneerlijk voordeel of ijdele eer zichzelf tot de dienst bevorderen (1 Pet. 5:2). Als laatste wordt verteld, wat de plicht van de hele gemeente is aan de dienaren van het Woord. Namelijk dat zij hun oprechte dienst gehoorzaam is als de gezonden door Christus de Heer, ja, zelfs als Christus de Heer zelf (Mat. 10:5; Luc. 10:3; 1 Tess. 5:12-13). Ook dat zij zonder bezwaar en vriendelijk luistert naar hun publieke en persoonlijke vermaningen. Verder dat ze de openbare samenkomsten van de gemeente eerbiedig en volhardend bezoekt (1 Kor. 14:33; Heb 10:25) en dat ze zich onthouden van alle gemor tegen haar dienaren en hun oprechte dienst (1 Kor. 10:10; Heb. 13:17). Als laatste moet ook worden verteld, dat het de taak van de gemeente jegens de dienaren van het Woord is dat ze hen van een eerlijk loon voorziet, naar haar vermogen (Mat. 10:10; 1 Cor. 9:4, 2 Cor. 11:8; Gal. 6:6; 1 Tim. 5:18).
Maar als er een of meerdere ouderlingen verkozen moeten worden, die mederegeerders zijn, dan moet men hun ambt als volgt in de preek uitleggen.
Ten eerste, dat het apostelambt een apostolische inzetting is. En van de leer van Paulus leren we dat hij  een onderscheid maakt tussen de ouderlingen als hij de ouderlingen dubbele eer waardig acht, vooral diegene die arbeiden in het Woord (1 Tim. 5:17). Daarna worden de plichten en waardigheid van zulke ouderlingen in de Gemeente van Christus uitgelegd. Namelijk dat hun vergadering moet zijn als een besluit van de hele gemeente aangaande de onderhouding van het ware geloof en de christelijke tucht in de gemeente. Het ambt van deze ouderlingen en van de dienaren van het Woord is volkomen hetzelfde, met uitzondering dat zij de dienst van het Woord en de Sacramenten niet op zich nemen, ze zijn met de dienaren van het Woord als hoeders van de alle gemeenten. Ten derde wordt uitgelegd wat voor mannen men moet zoeken en verkiezen voor deze dienst. Namelijk die met hun gaven die ze van God hebben ontvangen voor de rest in alles op de dienaren van het Woord lijken, voor zover mogelijk. Als laatste wordt uitgelegd wat [8r] alle mensen van de gemeente als plicht hebben jegens zulke ouderlingen. Namelijk dat zij hun net zo’n plaats toekennen als ze de dienaren des Woord moeten geven.
Maar als er een superintendent moet worden verkozen wordt het volgende van zijn ambt in de preek uitgelegd.
Allereerst dan het ambt van een superintendent of overziener een goddelijke instelling in de gemeente van Christus, door Christus zelf maar ook door de apostelen ingesteld, toen hij Petrus afzonderlijk de opdracht gaf om de andere broeders in het geloof te versterken (Luc. 22:32). Niet omdat Petrus enige kracht of macht over de andere was gegeven ( 1 Pet. 5:1; Joh. 21:15), maar alleen omdat het nodig was de gelijke macht van alle apostelen met Petrus  in de gemeente te onderhouden door het ordenen van de zorgen van een voor de anderen (Mat. 28:18-20). Zo heeft Cyprianus de heilige martelaar van God, het ook geleerd.[1] Dit is de enige reden dat een superintendent van de gemeente boven andere dienaren staat, hij moet vanwege zijn gaven meer werken en meer zorgen dragen dan de andere dienaren. Maar in de bediening van het Woord en de Sacramenten en in het toepassen van de christelijke tucht heeft hij gelijke macht aan de andere dienaren.
Verder wordt uitgelegd dat het ambt van de superintendent niet bestaat uit het inwijden van kerkgebouwen of het toewijden van de beker of soortgelijke afgoderijen, maar het meest uit de volgende zaken.
Ten eerste dat hij over alle andere dienaren in de gemeente in hun ambt zorg draagt. Ten tweede dat hij alle ambtsdrager (iedere keer als het nodig is) samen [9v] roept en naar Gods Woord de orde en overeenstemming bewaard zal worden. En dat hij door zijn eigen gezag en dat van de hele gemeente de tucht uitoefent uit Gods Woord over de mede dienaren en diegene die buiten de grenzen hun ambt willen werken te stoppen. Ten derde, dat hij zijn dienst en werk boven alle andere dienaren van de gemeente ten goede zal laten komen. Ten vierde, dat hij zichzelf onder de tucht onderwerpt wanneer hij zondigt en zichzelf laat corrigeren, zoals Petrus de openbare vermaning van Paulus heeft aangenomen (Gal. 2:14). Want hij staat in de tucht hoger dan de dienaren en de hele gemeente. Als laatste wordt uitgelegd wat de plicht van het ambt van de alle andere dienaren en van de hele gemeente is jegens de superintendent.
Wanneer men enkelen tot diakenen wil verkiezen, dan wordt het volgende van dit ambt in de prediking gezegd.
Ten eerste wordt bewezen dat het ambt van de diakenen een apostolische en daarom dus een goddelijke instelling is (Hand. 6:5). Zonder dit ambt kan de noodzakelijke verzorging van de arme in de gemeente niet onderhouden worden.
Daarna wordt uitgelegd dat het ambt van de diakenen niet bestaat uit het zingen van het Evangelie in de kerk, maar in het bijzonder in deze twee dingen: het ijverig inzamelen van de aalmoezen en het trouw en overwogen uitdelen hiervan. [9r] Ten derde wordt uitgelegd welke mannen men tot diakenen moet kiezen. Namelijk datgene men kan lezen bij de apostelen over wat zij opgemerkt hebben in de verkiezingen van diakenen (Hand. 6:25) en wat Paulus over de diakenen heeft geleerd (1 Tim, 3:8-10).
Ten vierde moet uitgelegd worden wat de plicht is van zowel de rijken als de armen in de gemeente jegens de diakenen. De plicht van de rijken is namelijk dat zij graag en gewillig, ja ook mild zullen uitdelen ten behoeve en onderhouding van de armen (1 Tim. 6:18; Luc. 12:33; Jes. 58:7; 2 Kor. 9:6). Ten eerste dat zij de gezindheid moeten hebben dat ze anderen meer tot hulp willen zijn (waar het mogelijk is) dan bezwaarlijk en lastig. Ten tweede, dat de armen zich niet hoeven te schamen voor hun armoede, want die komt van God (1 Sam. 2:7), net als rijkdom en dat ze daarom de aalmoezen met een gerust geweten moeten aannemen tot hun onderhouding. Ten derde, dat de arme in het ontvangen van de aalmoezen deze niet ontvangen als uit een mensenhand, maar uit de hand van God. En daarom zijn ze verplicht deze plechtig en met alle dankbaarheid zonder enige bitterheid en opschudding. Ook dat ze deze als gaven van God voor noodzakelijk gebruik benutten en niet voor overdaad of wellustigheid misbruiken.
Nadat dusdanige preek geëindigd is, spoort de dienaar de gemeente daadwerkelijk tot bidden voor de goede afloop van de op handen zijnde verkiezing van de betreffende dienaren. En met luide stem bidt hij deze woorden. [10v]

Een gebed

O Heere God, onze hemelse Vader, door wiens weldaad het alleen geschied, wat wij goede en getrouwe dienaren hebben in de gemeente, en zonder wiens hulp alle menselijke inzet helemaal niets bereikt. Wij bidden U, allerheiligste Vader, dat U deze gemeente van ons, (voor welke uw Zoon Jezus Christus zijn onschuldig bloed gestort heeft) van alle valse dienaren wilt bewaren, die u in uw toorn zend als straf voor de ondankbaarheid van mensen. Maar geef, godvruchtige, getrouwe en ijverige dienaars NN (hier noemt men predikant, ouderling of diaken noemen) welke ons moge bedienen volgens uw wil, ter glorie van uw naam en tot stichting van onze gemeente. Regeer onze harten, gedachten en keuze in deze verkiezing van dienaren, zodat wij uw eer voor ogen hebben en diegenen verkiezen die hun ambt oprecht en trouw zullen bedienen. Wilt u ons toch verhoren, allergenadigste Vader, want wij verlangen ootmoedig naar uw hulp, door de naam van uw allerliefste Zoon en onze Heer Jezus Christus. Amen.

En opdat de gemeente vuriger zou zijn wordt hierna het Avondmaal van Jezus Christus in alle eerbied gebruikt volgens het formulier dat hierna beschreven staat.
Om twee uur ‘s middags[2] wordt er weer een preek gehouden, waarin uitgebreider uitgelegd wordt over het ambt van de dienaren wat niet genoeg kon worden uitgelegd in de preek in de voormiddag en de [10r] gemeente wordt nog een keer aangespoord om te bidden. En zo wordt de hele dag doorgebracht met prediking en allerlei goddelijke oefeningen, in vasten en bidden dat God de toekomende verkiezing van dienaren door zijn heilige Geest om Christus voorspoedig wil laten zijn.




[1] Cyprianus - De Ecclesiae Catholicae Unitate 1.4?
[2] ‘Te twee uren achter middach’, nog controleren of de dagindeling in de 16de eeuw overeenkomt met die van ons in de 21ste eeuw.

zaterdag 19 november 2016

Hoofdstuk 1: Van de dienaren van de gemeente


[6v]



Zoals een huis zonder huisvader, een schip zonder kapitein en een leger zonder hoofdman in zeker gevaar komt en ten onder gaan, wordt de gemeente van Christus, die hier in deze wereld strijdt, onteerd gescheurd en gaat geheel ten onder, indien zij geen behoorlijke regeerders en dienaren heeft (Ef. 4:11-12, Hand. 20:28). De gemeente behoort te worden door hun ijver, godvruchtigheid en geleerdheid geregeerd. Het is hier niet geoorloofd allerlei ordeningen of soorten dienaren der gemeente naar menselijk goeddunken in te brengen, net als het niet toegestaan is de noodzakelijke achter te laten. Hier moet men de gezag van God naar Zijn heilig Woord volgen. God weet zelf door welke dienaren Zijn huis  - de gemeente  - geregeerd mag worden. Wij dan, het onverraderlijke gezag van de Schrift volgend hebben in onze gemeente slechts twee onderscheiden ordes van dienaren. De ene is de ouderling, de ander is de diaken, zonder welke de gemeente slecht onderhouden kan. En in de eerste orde van de ouderlingen zijn er die in het Woord en in de leer arbeiden (1 Tim. 5:17). Deze worden bisschop genoemd in de Schrift (Hand. 20:28; Fil. 1:1), herders en leraren (Ef. 4:11). En de andere ouderling, alhoewel hij niet de openbare dienst van het Woord en de Sacramenten bedient, helpen wel altijd de dienaren van [6r] het Woord met ijver, advies en hulp. Zo zal de gemeente in alle godzaligheid, heiligheid, vrede, orde en eerbaarheid volgens het Woord van God geregeerd en bewaard worden. En daarom worden zij door Paulus bestuurders[1] genoemd (1 Kor. 12:28). En deze tweede soort ouderling een voorzitter uit hun midden verkozen daarvoor gekozen zal met zijn gezag een eendrachtige overeenstemming brengen en in alle dingen Gods woord onderhouden. Deze is door de koninklijke majesteit in zijn voorrechtsbrief Superintendent genoemd, dat is overstender. En de diakenen dragen zorg voor de armen van de gemeente. Maar hoe de eerdergenoemde superintendent, ouderlingen en diakenen in onze gemeente gekozen en bevestigd worden zullen wij nu (vooral) ordelijk uiteenzetten.





[1] Oorspronkelijk ‘Regimenten’. Het bedoelde woord in het vers is κυβέρνησις dat bestuur, leiding of regering betekent. De HSV vertaalt dit woord met bestuurlijke gaven.

donderdag 17 november 2016

Woord vooraf

Woord vooraf

Marten Micron wenst alle liefhebbers van de eeuwige zaligheid en waarheid in de Nederlanden, vrede, genade en barmhartigheid van God de Vader, in Zijn Zoon Jezus Christus. Amen.
[2v]

De Egyptische slavernij van Nederland

Onder alle landen en volken die in onze eeuw onder het geweld van de Roomse Farao, in de duisternis van de afgoderij verkeren: ja ook, lieve en waarde broeders, dat ganse Nederland, welke de mispapen met listigheden en tirannie zeer vast binden in de afgoderij tegen Christus en Zijn waarheid: tot gruwelijke lastering van God en een zeker verderf van de zielen van het volk.
En dit is – helaas -  niet genoeg voor de duivel dat hij het vaderland verstikt met roomse afgoderij. Als hij merkt dat sommige mensen de roomse afgoderij verlaten en Christus als haar Zaligmaker met een vurig hart toevallen, dan omsingelt hij die als een briesende leeuw (1 Petr. 5:8) om haar met valse leer te verslinden. En hij verslindt er ook velen omdat ze geen waarachtige leraar hebben die ze door de reine leer van God openlijk zouden mogen voorstaan. Daar de profetie (Spreuken 29?) of goddelijke leer ophoudt, daar wordt het volk vertrapt. wat God ook door de profeet Ezechiel met deze woorden (Ez. 24) betuigt: mijn schapen (spreekt hij) zijn verstrooid als ze geen herder hebben, en ze zijn de wilde beesten [2r] tot spijs geworden en gans verstrooit. Daarom heeft ook Christus het volk dat zonder oprechte leraar is vergeleken met een kudde zonder herder (Mar. 6:34). Want zoals de dwalende schapen tussen de wolventanden komen, zo komen ook mensen die geen waarachtige herder van de ziel hebben, worden door de duivel met veel en in het bijzonder door valse leraren verslonden, aangemerkt dat de duivel en zijn dienaren in een engel van het licht kunnen veranderen (2 Kor. 11:14). Als we dit ernstig overdenken zien we dat God geen grotere weldaad aan het volk kan bewijzen, dan een rechtzinnige en trouwe dienaren van het Woord, die openlijk voorgaat in elke gemeente waar zijn stem klinkt.

De genade van God voor Nederland in een vreemd land

En hoewel we deze genade van God in ons eigen vaderland niet kunnen verkrijgen (dankzij onze ondankbaarheid), God heeft ons nochtans niet geheel vergeten. Hij heeft ons in een vreemd land, namelijk Engeland, een openlijke, vrije en christelijke gemeente gegund, opdat wijzelf, niet alleen van Roomse, maar van alle andere dwalingen en valse leren vrij zouden zijn. De godsvruchtige en onschuldige jonge koning Eduard heeft als trouwe beschermheer van de gemeente van Christus de Nederlanders en de Fransen op hun eigen verzoek vrijheid van religie gegeven in zijn koninklijke stad Londen. Zo zoekt hij het rijk van Christus te verbreiden, nadat hij zijn rijk van de afgoderij had gezuiverd en met de reine apostolische leer zocht te versieren. [3v]

Het voorrecht ontvangen van de koninklijke majesteit

Deze grote weldaad heeft hij op verzoek en verlangen van onze ijverige en trouwe superintendent Jan a Lasco bevestig met een openbare voorrechtsbrief. Deze is achterin ter eeuwige gedachtenis opgenomen. Hij heeft deze genoemde superintendent heeft met zijn mededienaren volle macht gegeven om een gemeente op te richten naar Gods woord en de apostolische ordinantiën, zonder iemand inspraak. Als zij maar haar leer en kerkelijke ordinantiën met Gods woord kunnen verantwoorden.

De Tempel van de buitenlanders

Hiervoor heeft hij een tempel laten klaarmaken. Hij heeft deze gereinigd van alle afgoderij en bijgeloof en heeft deze Jezus Tempel genoemd, zodat wij voor Jezus een gemeente zouden verzamelen en de nieuwe wijn van het goddelijke woord in een nieuw en schoon vat zouden gieten. Deze is werkelijk een grote en onuitsprekelijke weldaad van God geweest. Het was een rechtschapen middel om zowel de verstrooide eenvoudige schaapjes te vergaderen en met de weide van Gods Woord te voeden, als ook om het licht van het Evangelie over heel ons Nederland door schrijven en anderszins mettertijd te mogen brengen.

Instelling van de ouderlingen

Als dienaren van de Nederlandse gemeente en met het eerdergenoemde voorrecht in ons bezit (waar we naar wilden handelen) hebben onderkend hoe zwaar het is om een gemeente van Christus naar Zijn Woord te vergaderen en op te bouwen.  Zo hebben wij allereerst naar Gods Woord vier mede regeerders, in de Schrift ouderlingen verkozen (1 Tim. 5:17) met goedvinden van de gemeente. Waaronder Jan Wtenhove is geweest die onze [3r] huidige ordinantiën op ons verzoek vanuit het Latijn naar het Nederlands vertaald heeft.

Instelling van de diakenen

Kort daarna hebben wij ook vier diaken, of dienaren van de armen (Hand. 6:2-5), naar apostolische inzetring aangenomen met goedvinden van de gemeente. De duivel benijdde ons om deze zuivere voortgang en probeerde door allerlei listen en middelen onze goede reformatie te verhinderen. Nochtans is onze gemeente ondertussen dagelijks gegroeid, zodat we gedwongen werden het getal van ouderlingen en diakenen te vergroten. En we hebben in onze gemeente tien ouderlingen en tien diakenen verkregen.

Instelling van de profetie

En zodat niemand zou twijfelen aan de leer die daar dagelijks gepredikt wordt en om de mond van de tegensprekers te stoppen hebben wij een openlijke beproeving van de leer door wekelijkse profetie (1 Kor. 14) ingebracht en ijverig onderhouden.[1]

De het leren van de kinderen

En om onze gemeente breed te reformeren, hebben wij een school voor kinderen en een leerboek voor kinderen opgesteld om de jeugd te oefenen.[2]

Het gebruik van de Sacramenten

En eindelijk door de genade van God hebben wij het juiste gebruik van de doop en ook van het Avondmaal gekregen, deze hebben wij door de tegenstand van Satan een lange tijd moeten missen.

De Christelijke tucht

Door het juiste gebruik hiervan en de juiste uitoefening van de christelijke tucht is alle godszaligheid en kennis van de waarheid in de gemeente in grote mate toegenomen.

Waarom wij niet veel uiterlijke ceremoniën in de gemeente gebruikt hebben

Wij hebben in onze gemeente niet veel uiterlijke ceremoniën gehad. En volgens ons voorrecht, welk volgens Gods wil was, hebben wij geen bijgelovige ceremoniën willen [4v] ontvangen of aannemen als het niet met Gods woord overeen kwam. Want het geestelijke rijk van Christus kan niet met menselijke dromen versiert of verklaard worden. Ja, ze worden daardoor zelfs verdonkert, door uiterlijke dingen worden de geestelijke dingen vergeten. Wij hebben een gebod in de Schrift, dat men alle dingen tot stichting en opbouw – dat is ter bevordering van het geloof en de liefde, in de gemeente moet inrichten (1 Kor. 3:10, 14:12). En Paulus spoort ons aan, dat iedereen moet toetsen wat hij op het fundament Jezus Christus timmert, ook wat onze beweegredenen zijn, om ons zo op geen enkele wijze met bijgelovigheden te besmetten. Anders zouden we onze loon verliezen. We hebben echter naar vermogen gestreefd naar puurheid in alle praktijken van de gemeente. Er zijn wel mensen geweest die ons aangeraden hebben om enkele paapse ceremoniën voor een tijdje aan te nemen, dan zou de vrede bewaard worden en de gemeente behouden. We konden dit advies niet volgen, want wij weten goed dat slechte gewoontes en bijgelovige ceremoniën moeilijk worden afgeleerd en afgeschaft als ze eenmaal zijn aangenomen. Sterker nog, ze vermeerderen eerder zich in een mensenhart, dan dat ze verminderen. Dit is helaas zelfs te zien, niet alleen bij de Joodse en Papistische kerken, maar ook bij diegene die gezien willen worden als de beste onder de Evangelischen.[3] Want de Paapse bijgelovigheden zijn in het begin van de Reformatie toegestaan vanwege de zwakheid van het volk en hebben door de autoriteit van de voorgaande predikanten die dit ondergingen [4r] veel kracht gekregen. Sommige kerken lijken wel Paaps en het schijnt alsof het Evangelie van Christus daar nooit is gepredikt en de mensen van alle ijdele en bijgelovige dingen waren gebracht en zichzelf gereinigd hadden. Want sommige Evangelische Predikanten strijden bijna net zo ernstig als de mispapen voor hun miskleding, altaren, kaarsen, beelden, sacramentshuisjes van de duivel, bellen, biecht, orgels, knielen, afzweren van de duivel, Latijnse zang en ander overgebleven bijgelovigheden. Ja, sommige zijn zo verblind vrees ik, dat ze zouden stoppen met het volgen van de waarachtige Predikanten en kerk bij de overheid aanklagen. Maar die dingen en wat daarop lijkt hebben wij niet willen inbrengen in onze gemeente, tenzij ze volgens Gods Woord tot christelijke stichting kon dienen.

De vergelding van de wereld voor ons werk

We hebben dus onze buitenlandse gemeente met grote zorg, veel werk en smart gebaard, opgevoed en verkwikt door de genade van God namens Christus de Heer. Maar daarvoor kregen we van de ondankbare wereld niets anders dan ondank en opspraak gekregen. Want we worden zelf door veel zware beschuldigingen geteisterd, hoewel ten onrechte (waar we de Heer voor danken). De een roept uit dat wij alle andere gemeenten verdoemen die niet met onze ordinantiën overeenkomen. De ander zeggen dat wij nog te vleselijk zijn in onze ordinantiën en de zonde niet genoeg straffen. Aan de andere kant zeggen velen dat wij te streng zijn voor de zonde en beweren dat wij niemand aan de duivel horen over te geven en dergelijke dingen. Sommige krijsen uit dat wij de Sacramenten [5v] schenden en verachten. Er zijn ook mensen die veroordelen vanwege de vrede die de Heer ons een tijd gegund heeft, ofschoon Christus ook de Apostolische Gemeente een tijd van vrede gegeven heeft (Hand. 9:31). Als laatste kennen de Mispapen enkele slechte zaken uit ons midden. Hierom en om andere zaken spreken en prediken ze tegen ons, terwijl ze tegen ons liegen en ons ten onrechte beschuldigen.

Waarom wij deze ordinantie hebben laten uitgeven

Omdat wij, dienaren van de gemeente zijnde, deze en dergelijke lasteringen dagelijks aangehoord hebben waren we gedwongen de ordinantiën van onze gemeente ordelijk en nauwkeurig te beschrijven toen we nog in Londen waren. Deze hebben we nu in onze verstrooiing het licht laten zien om ons te verontschuldigen en uw liefde te troosten. Bij bidden of u onze arbeid in liefde wilt ontvangen. Bij dit werk ben ik enorm geholpen door het boek van de voorgenoemde Jan a Lasco, onze superintendent die onze gemeente het uitvoerigst heeft beschreven.

Een korte rechtvaardiging van onze gemeente

Leest u toch zonder enig vooroordeel en u zult ongetwijfeld zien dat wij geen schenders van het Sacrament zijn. Ook dat wij niet te slap tegen de zonde geweest zijn of dat wij in het straffen van de zonde enige vorm van heerschappij of tirannie tegen iemand gebruikt hebben. Andere gereformeerde kerken verdoemen wij ook niet, al kunnen wij met hen niet overeenkomen wat betreft de kerkelijke inrichting. Als ze maar het fundament Jezus Christus (zoals hij volgens de Bijbel is geopenbaard, namelijk waarachtig God, waarachtig mens en de enige Zaligmaker van de wereld) recht doen en met daarop met goud, zilver en kostbare willen stenen bouwen, met bestraffing van de stoppels en soortgelijke materialen. Het is niet mogelijk dat alle gemeentes dezelfde gestalte hebben: de gaven zijn verscheiden, de omstandigheden uiteenlopend. Ons gebrek in dit alles is onze zwakheid en de ziekte van onze geschonden natuur. Daarom moet iedereen zich door de ander laten vermanen en straffen, zodat wij voor Christus, de Heer der Heeren en niet voor de prinsen van deze wereld een gemeente vergaderen. Wij mogen dit vrij voor God, die alle harten kent, getuigen: wij hebben in deze ordinantiën van onze gemeente met geen bedenksels van vlees en bloed uitgevoerd, noch onze eigen eer gezocht, maar alleen de eer van Jezus Christus en de zaligheid van de gemeente. Dit getuigenis van ons geweten is ons genoeg tegen alle lasteraars, wat ze ook tegen ons roepen. Christus ons Hoofd is eerder al een teken geweest dat men tegensprak. Daarom is het voor ons niet zwaar of iets nieuws dat men ons ook dagelijks tegenspreekt. Hiermee, waarde en beminde, willen we u de Heer bevelen en bidden Hem, dat Hij onder de antichrist uw liefde wil bewaren  van alle valse leer de smet van de afgoderij. En dat Hij eindelijk Zijn ogen van barmhartigheid op ons vaderland zou slaan zodat u verlost wordt van uw vijanden en van de Roomse Farao en de Heer daar mag dienen in alle heiligheid en gerechtigheid alle dagen van uw leven.
Amen.
Anno 1554.



[1] De profetie een instelling van Zwingli uit 1525 die werd toegepast in Zürich. Micron voelde zich verwant aan deze school en noemde Zwingli en Bullinger “onze vaders, leraars en gidsen in de reformatie der kerken.” Eén keer per week kwamen de predikanten bij elkaar om En er zijn ook zeker elementen uit de Züricher theologie in de Christlicke Ordinancien terechtgekomen, maar we mogen Micron niet tot een zwingliaan rekenen, daarvoor waren die scheidslijnen in die tijd te onduidelijk.
[2] Dit leerboek is De kleyne catechismus, oft kinder leere der Duytscher ghemeynte van Londe uit 1561.
[3] Evangelischen in de zestiende-eeuwse zin van het woord, met andere woorden protestants.