donderdag 1 december 2016

Hoofdstuk 2: Over de verkiezingen van de dienaren

Hoe de verkiezing gaan moet

Als de gemeente een of meerdere dienaren nodig heeft, wordt daar naar Gods instelling door de ouderlingen een vastendag afgekondigd (Hand. 13:3). Vanaf de kansel wordt bekendgemaakt welke dag de gemeente voor gehouden wordt samen te komen en de Heer oprecht en volhardend te bidden om zo nieuwe dienaren van de gemeente te krijgen van Hem.

Wat er op de vastendag gebeurd

[7v]
De gemeente komt om negen uur samen en zingt een psalm aan het begin van de dienst. Daarna wordt een preek gehouden door de dienaar waarin de volgende belangrijke zaken behandeld wordt.
Allereerst wordt er uitgelegd waarom het nodig is dat er een bid- en vastendag wordt is bij de verkiezing van dienaren (Hand. 13:3; 14:14). Dit is omdat trouwe en godzalige dienaren niet door menselijke wijsheid en vastberadenheid wordt gegeven (Ef. 4:14), maar door een bijzondere weldaad van God (Mat. 9:38). De dienaar spoort de gemeente aan om niet alleen in de gemeenschappelijke vergadering ook thuis ijverig zal bidden. Hij zal ze aansporen dit met een waarachtig vasten en een sobere geest te bidden of God de Heer in deze verkiezing van dienaren wil bijstaan met Zijn Geest en de verkiezing met Zijn goddelijke inspiratie wil besturen in onze gemeente, tot eer van Zijn eniggeboren Zoon en een goddelijke vermeerdering van Zijn rijk. Daarna wordt het ambt van de dienaren, waarvoor er een verkiezing is, toegelicht door de predikant op de volgende manier.
Als er een dienaar van het Woord wordt verkozen, zal men dit over het ambt zeggen.
Ten eerste, dat de dienst van het Woord een instelling van God is, in Zijn gemeente door Hem ingesteld tot haar stichting (Mat. 28:19; 1 Cor. 12:6-18; Ef. 4:12; Hand. 1:24, 12:2, 14:22-23; Joh. 20:22-23). Ten tweede wat het ambt van de dienaren van het Woord in haar dienst is. Dit is ten eerste dat zij de ware leer van Gods Woord leren (Mat. 28:20; Ef. 4:12-14). Ten tweede dat ze de Sacramenten trouw en zorgvuldig bedienen [7r] en altijd de gemeente de ware kracht en waardigheid hiervan voorhouden. Ten derde dat zij met de andere ouderlingen zorgdragen voor de gemeente die aan hun is toevertrouwd (Hand. 20:28) en haar aanspoort, troost en met het juiste gebruik van de christelijke tucht berispt, volgens Gods Woord. Ten vierde dat ze door de autoriteit van het goddelijke Woord van alle vijanden de mond stoppen (Tit. 1:12). Ten vijfde dat zij dit alles doen, niet als heerszuchtigen hiervan gebruik maken in de gemeente, maar dit doen als haar wijze en trouwe dienaren (1 Pet. 5:3, Luc. 12:42).
Ten derde moet worden verteld wat voor mannen men tot zo’n grote dienst moet zoeken en kiezen. Te weten de mannen die ijverig bij de heilige Bijbel willen blijven en door zekere tekenen van godsvrucht hebben bewezen dat ze willen voldoen aan dat wat Paulus in het bijzonder aan de dienaar van het woord vraagt. En ook moet men er op toezien dat er geen nieuweling tot deze dienst wordt aangenomen (1 Tim. 3:6), of mannen die door oneerlijk voordeel of ijdele eer zichzelf tot de dienst bevorderen (1 Pet. 5:2). Als laatste wordt verteld, wat de plicht van de hele gemeente is aan de dienaren van het Woord. Namelijk dat zij hun oprechte dienst gehoorzaam is als de gezonden door Christus de Heer, ja, zelfs als Christus de Heer zelf (Mat. 10:5; Luc. 10:3; 1 Tess. 5:12-13). Ook dat zij zonder bezwaar en vriendelijk luistert naar hun publieke en persoonlijke vermaningen. Verder dat ze de openbare samenkomsten van de gemeente eerbiedig en volhardend bezoekt (1 Kor. 14:33; Heb 10:25) en dat ze zich onthouden van alle gemor tegen haar dienaren en hun oprechte dienst (1 Kor. 10:10; Heb. 13:17). Als laatste moet ook worden verteld, dat het de taak van de gemeente jegens de dienaren van het Woord is dat ze hen van een eerlijk loon voorziet, naar haar vermogen (Mat. 10:10; 1 Cor. 9:4, 2 Cor. 11:8; Gal. 6:6; 1 Tim. 5:18).
Maar als er een of meerdere ouderlingen verkozen moeten worden, die mederegeerders zijn, dan moet men hun ambt als volgt in de preek uitleggen.
Ten eerste, dat het apostelambt een apostolische inzetting is. En van de leer van Paulus leren we dat hij  een onderscheid maakt tussen de ouderlingen als hij de ouderlingen dubbele eer waardig acht, vooral diegene die arbeiden in het Woord (1 Tim. 5:17). Daarna worden de plichten en waardigheid van zulke ouderlingen in de Gemeente van Christus uitgelegd. Namelijk dat hun vergadering moet zijn als een besluit van de hele gemeente aangaande de onderhouding van het ware geloof en de christelijke tucht in de gemeente. Het ambt van deze ouderlingen en van de dienaren van het Woord is volkomen hetzelfde, met uitzondering dat zij de dienst van het Woord en de Sacramenten niet op zich nemen, ze zijn met de dienaren van het Woord als hoeders van de alle gemeenten. Ten derde wordt uitgelegd wat voor mannen men moet zoeken en verkiezen voor deze dienst. Namelijk die met hun gaven die ze van God hebben ontvangen voor de rest in alles op de dienaren van het Woord lijken, voor zover mogelijk. Als laatste wordt uitgelegd wat [8r] alle mensen van de gemeente als plicht hebben jegens zulke ouderlingen. Namelijk dat zij hun net zo’n plaats toekennen als ze de dienaren des Woord moeten geven.
Maar als er een superintendent moet worden verkozen wordt het volgende van zijn ambt in de preek uitgelegd.
Allereerst dan het ambt van een superintendent of overziener een goddelijke instelling in de gemeente van Christus, door Christus zelf maar ook door de apostelen ingesteld, toen hij Petrus afzonderlijk de opdracht gaf om de andere broeders in het geloof te versterken (Luc. 22:32). Niet omdat Petrus enige kracht of macht over de andere was gegeven ( 1 Pet. 5:1; Joh. 21:15), maar alleen omdat het nodig was de gelijke macht van alle apostelen met Petrus  in de gemeente te onderhouden door het ordenen van de zorgen van een voor de anderen (Mat. 28:18-20). Zo heeft Cyprianus de heilige martelaar van God, het ook geleerd.[1] Dit is de enige reden dat een superintendent van de gemeente boven andere dienaren staat, hij moet vanwege zijn gaven meer werken en meer zorgen dragen dan de andere dienaren. Maar in de bediening van het Woord en de Sacramenten en in het toepassen van de christelijke tucht heeft hij gelijke macht aan de andere dienaren.
Verder wordt uitgelegd dat het ambt van de superintendent niet bestaat uit het inwijden van kerkgebouwen of het toewijden van de beker of soortgelijke afgoderijen, maar het meest uit de volgende zaken.
Ten eerste dat hij over alle andere dienaren in de gemeente in hun ambt zorg draagt. Ten tweede dat hij alle ambtsdrager (iedere keer als het nodig is) samen [9v] roept en naar Gods Woord de orde en overeenstemming bewaard zal worden. En dat hij door zijn eigen gezag en dat van de hele gemeente de tucht uitoefent uit Gods Woord over de mede dienaren en diegene die buiten de grenzen hun ambt willen werken te stoppen. Ten derde, dat hij zijn dienst en werk boven alle andere dienaren van de gemeente ten goede zal laten komen. Ten vierde, dat hij zichzelf onder de tucht onderwerpt wanneer hij zondigt en zichzelf laat corrigeren, zoals Petrus de openbare vermaning van Paulus heeft aangenomen (Gal. 2:14). Want hij staat in de tucht hoger dan de dienaren en de hele gemeente. Als laatste wordt uitgelegd wat de plicht van het ambt van de alle andere dienaren en van de hele gemeente is jegens de superintendent.
Wanneer men enkelen tot diakenen wil verkiezen, dan wordt het volgende van dit ambt in de prediking gezegd.
Ten eerste wordt bewezen dat het ambt van de diakenen een apostolische en daarom dus een goddelijke instelling is (Hand. 6:5). Zonder dit ambt kan de noodzakelijke verzorging van de arme in de gemeente niet onderhouden worden.
Daarna wordt uitgelegd dat het ambt van de diakenen niet bestaat uit het zingen van het Evangelie in de kerk, maar in het bijzonder in deze twee dingen: het ijverig inzamelen van de aalmoezen en het trouw en overwogen uitdelen hiervan. [9r] Ten derde wordt uitgelegd welke mannen men tot diakenen moet kiezen. Namelijk datgene men kan lezen bij de apostelen over wat zij opgemerkt hebben in de verkiezingen van diakenen (Hand. 6:25) en wat Paulus over de diakenen heeft geleerd (1 Tim, 3:8-10).
Ten vierde moet uitgelegd worden wat de plicht is van zowel de rijken als de armen in de gemeente jegens de diakenen. De plicht van de rijken is namelijk dat zij graag en gewillig, ja ook mild zullen uitdelen ten behoeve en onderhouding van de armen (1 Tim. 6:18; Luc. 12:33; Jes. 58:7; 2 Kor. 9:6). Ten eerste dat zij de gezindheid moeten hebben dat ze anderen meer tot hulp willen zijn (waar het mogelijk is) dan bezwaarlijk en lastig. Ten tweede, dat de armen zich niet hoeven te schamen voor hun armoede, want die komt van God (1 Sam. 2:7), net als rijkdom en dat ze daarom de aalmoezen met een gerust geweten moeten aannemen tot hun onderhouding. Ten derde, dat de arme in het ontvangen van de aalmoezen deze niet ontvangen als uit een mensenhand, maar uit de hand van God. En daarom zijn ze verplicht deze plechtig en met alle dankbaarheid zonder enige bitterheid en opschudding. Ook dat ze deze als gaven van God voor noodzakelijk gebruik benutten en niet voor overdaad of wellustigheid misbruiken.
Nadat dusdanige preek geƫindigd is, spoort de dienaar de gemeente daadwerkelijk tot bidden voor de goede afloop van de op handen zijnde verkiezing van de betreffende dienaren. En met luide stem bidt hij deze woorden. [10v]

Een gebed

O Heere God, onze hemelse Vader, door wiens weldaad het alleen geschied, wat wij goede en getrouwe dienaren hebben in de gemeente, en zonder wiens hulp alle menselijke inzet helemaal niets bereikt. Wij bidden U, allerheiligste Vader, dat U deze gemeente van ons, (voor welke uw Zoon Jezus Christus zijn onschuldig bloed gestort heeft) van alle valse dienaren wilt bewaren, die u in uw toorn zend als straf voor de ondankbaarheid van mensen. Maar geef, godvruchtige, getrouwe en ijverige dienaars NN (hier noemt men predikant, ouderling of diaken noemen) welke ons moge bedienen volgens uw wil, ter glorie van uw naam en tot stichting van onze gemeente. Regeer onze harten, gedachten en keuze in deze verkiezing van dienaren, zodat wij uw eer voor ogen hebben en diegenen verkiezen die hun ambt oprecht en trouw zullen bedienen. Wilt u ons toch verhoren, allergenadigste Vader, want wij verlangen ootmoedig naar uw hulp, door de naam van uw allerliefste Zoon en onze Heer Jezus Christus. Amen.

En opdat de gemeente vuriger zou zijn wordt hierna het Avondmaal van Jezus Christus in alle eerbied gebruikt volgens het formulier dat hierna beschreven staat.
Om twee uur ‘s middags[2] wordt er weer een preek gehouden, waarin uitgebreider uitgelegd wordt over het ambt van de dienaren wat niet genoeg kon worden uitgelegd in de preek in de voormiddag en de [10r] gemeente wordt nog een keer aangespoord om te bidden. En zo wordt de hele dag doorgebracht met prediking en allerlei goddelijke oefeningen, in vasten en bidden dat God de toekomende verkiezing van dienaren door zijn heilige Geest om Christus voorspoedig wil laten zijn.




[1] Cyprianus - De Ecclesiae Catholicae Unitate 1.4?
[2] ‘Te twee uren achter middach’, nog controleren of de dagindeling in de 16de eeuw overeenkomt met die van ons in de 21ste eeuw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten